Plaats van handeling: de eerbiedwaardige Rijksuniversiteit Groningen en de Groninger Ommelanden. Op de wierden en de dijken bloeit een rijk cultureel en sociaal leven, vooral gekoesterd door geemancipeerde en onconventionele vrouwen. De liefdesverhoudingen in de knusse dorpen zijn dan ook in velerlei opzicht grensoverschrijdend. Niet de gedoodverfde kroonprins Kortewiek wordt door zijn eigen universiteit tot professor germanistiek benoemd, maar de Duitse literatuurwetenschapper Knirr. Diens vrouw, in 68 een opstandige studente, thans docente Duits en Engels, emigreert met Knirr naar Nederland. Hij blijft zich echter een ongenode gastarbeider voelen en vervreemdt tegelijkertijd ook van Duitsland. De Knirrs beschouwen met hun fremde Blick het Nederlandse gastland, maar kijken ook van buitenaf naar het Duitsland in de jaren van de Wende. Daardoor lijken ettelijke vanzelfsprekendheden ongewoon of belachelijk, wat in verrassende, vaak komische dialogen tot uitdrukking komt. De gepasseerde Kortewiek smeedt een intrige tegen de Duitse indringer. Knirr heeft geen verweer tegen deze oneerlijke concurrentiestrijd, want een latente anti-Duitse houding in Nederland, en onverwacht grote culturele verschillen en taalbarri res bemoeilijken zijn integratie. Juist de vermeende overeenkomsten tussen Duitsland en Nederland (faux amis) leiden tot misverstanden: struikelblokken voor de Knirrs en hilariteit bij de Nederlanders. De touwtjes voor Knirrs hindernisloop hebben de echtgenotes van de professoren in handen. Door hun mannen op te stoken bepalen zij het gebeuren indirect vanuit een hinderlaag: professorendames als vrouwen achter de schermen.